Kroniek Handhaving van het bestuursrecht (2024)

In de nieuwste kroniek Handhaving van het bestuursrecht worden de relevante ontwikkelingen en interessante uitspraken op het gebied van toezicht en handhaving in de periode januari – september 2024 besproken.

Hieronder belichten we enkele in het oog springende onderwerpen zonder volledig te willen zijn. De kroniek bevat nog veel meer interessante ontwikkelingen, onder andere met betrekking tot bewijs, wettelijk gefixeerde boetes en de samenloop tussen bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving.

Recht op rechtsbijstand bij bestuurlijke boetes

De Hoge Raad heeft op 6 september 2024 een belangrijke uitspraak gedaan over rechtsbijstand bij bestuurlijke boetezaken. Wie een bestuurlijke boete of een andere ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 EVRM riskeert, heeft recht op bijstand van een raadsman en moet hierover worden geïnformeerd vóór het eerste verhoor.

Lees meer over de praktische gevolgen van deze uitspraak in ons blog over dit arrest.

Functioneel daderschap

De Afdeling heeft zich in verschillende Huisvestingwet-uitspraken uitgelaten over de positie van verhuurders bij overtredingen door huurders. De lat voor het aannemen van functioneel daderschap lijkt hoger te worden gelegd. Van belang is vooral de ernst van het verwijt dat aan de verhuurder kan worden gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan het expliciet toestaan van illegaal gebruik in de huurovereenkomst of actieve bemoeienis met de illegale activiteiten.
Bij drugslaboratoria in verhuurde panden ligt dit anders en wordt de eigenaar nog steeds snel als functioneel dader aangemerkt.

Vertrouwensbeginsel

In een belangrijke conclusie heeft staatsraad A-G Snijders het leerstuk van het vertrouwensbeginsel verder uitgewerkt. Als een bestuursorgaan een toezegging heeft gedaan, maar deze niet kan nakomen vanwege zwaarder wegende belangen, moet alleen de ‘dispositieschade’ worden vergoed. Dit zijn de kosten die direct voortvloeien uit het handelen in vertrouwen op de toezegging. Verwachte voordelen, zoals misgelopen winst, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Zie ook onze samenvatting van een recente uitspraak van de Afdeling, waarin deze uitgangspunten worden toegepast.

Afwijkende visie op matiging bij termijnoverschrijding

Een opmerkelijk verschil in benadering is zichtbaar tussen de rechtbank Rotterdam en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over de matiging van boetes bij termijnoverschrijding. De rechtbank Rotterdam kiest voor een ruimhartiger benadering met hogere maxima. De rechtbank vindt dat een beperkte matiging bij zeer hoge boetes weinig gewicht in de schaal legt en moeilijk kan worden gezien als een passende reactie op een overschrijding van de redelijke termijn. Het wachten is nu op een reactie van het CBb op deze afwijkende benadering.

Lees verder: M.L. Batting, M. van Mannekes, C. de Rond & K. Winterink, ‘Handhaving van bestuursrecht’, NTB 2024/330