Toetsfraude op Hogeschool Inholland: cautie en bewijslast

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 23 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3442.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een zaak, waarin een studente voor een jaar werd uitgesloten van deelname aan tentamens wegens examenfraude. Bovendien werd haar toets ongeldig verklaard.

Beroep bij de ABRvS

Een van de formele gronden die de studente naar voren bracht, was dat de examencommissie haar niet had gewezen op haar zwijgrecht voordat zij werd gehoord. Het college van beroep voor de examens van Hogeschool Inholland (hierna: college) stelde dat binnen het onderwijsrecht geen cautieplicht geldt, omdat verhoren niet worden afgenomen met het oog op het opleggen van een bestuurlijke boete.

Cautie: mededeling aan de verdachte / betrokkene dat hij niet tot antwoorden verplicht is.

Zie ook Artikel 5:10a Algemene wet bestuursrecht (Awb)

  1. Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie, is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen.
  2. Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

De ABRvS oordeelt echter dat dit standpunt onjuist is. In het onderwijsrecht kan het ontnemen van het recht om deel te nemen aan een volgend tentamen of examen worden aangemerkt als een bestraffende sanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1 aanhef en onder c Awb.
Dit betekent dat de examencommissie verplicht was om de cautie te geven, zoals ook eerder is bepaald door het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) in de uitspraak van 20 februari 2019 (ECLI:NL:CBHO:2019:35).

Aangezien de studente geen verklaring had afgelegd die leidde tot het opleggen van de sancties, is zij door het ontbreken van de cautie niet benadeeld. Daarom passeert de Afdeling dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb.

Let op!
Sinds 1 januari 2023 is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de bevoegde rechter in zaken van studenten van universiteiten en hogescholen. Het CBHO, dat voorheen deze zaken behandelde, is sinds die datum opgeheven. Vanaf 1 augustus 2023 is de Afdeling bestuursrechtspraak ook de rechter in zaken van studenten uit het middelbaar beroepsonderwijs.

 

Wie stelt moet bewijzen

De kernvraag in deze zaak was of er daadwerkelijk sprake was van toetsfraude. Het ging overigens om een digitale meerkeuzetoets Tandheelkundige radiologie, waarbij de studente foto’s moest bekijken.

De Afdeling stelt in de uitspraak dat buiten redelijke twijfel moet komen vast te staan dat de studente daadwerkelijk heeft gefraudeerd. In geval van twijfel moet het bestuursorgaan aan de studente het voordeel van de twijfel gunnen [1]

In dit geval was dat niet zo. Er werden tijdens de toetsafname door de surveillant geen onregelmatigheden geconstateerd. De afwijkende loggegevens konden worden verklaard door het inzoomen op de foto’s, een mogelijkheid die door de examencommissie werd erkend. Bovendien was er geen bewijs dat de studente contact heeft gehad met de medestudent die identieke antwoorden heeft gegeven.

Hoewel de Afdeling oordeelt dat er onvoldoende bewijs was voor fraude, erkent zij wel dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden. Door deze onregelmatigheden kan de examencommissie niet meer garanderen dat de toetsresultaten een juist beeld geven van de kennis en vaardigheden van de studente. [2] Daarom is de toets terecht ongeldig verklaard. Het besluit, om studente voor een jaar uit te sluiten van deelname aan tentamens, wordt echter vernietigd.

[1]  De afdeling verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:234.
[2]  De Afdeling benadrukt daarbij dat het om een belangrijk tentamen gaat, omdat het studenten bevoegd maakt om voorbehouden handelingen bij patiënten uit te voeren, waardoor er geen twijfel mag bestaan over hun kennis en vaardigheden.