Op 15 juli 2024 heeft het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch uitspraak gedaan over een strafzaak waarin de verdachte werd vervolgd wegens het overtreden van het vechtverbod, strafbaar gesteld in artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Goes 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2024:2266).
Casus
In deze zaak stond een incident centraal, waarbij de verdachte op 13 oktober 2019 in Goes op een openbare plaats betrokken was bij een geweldsincident. Hierbij heeft hij een persoon een kopstoot en een rechterhoek gegeven, waardoor het slachtoffer bewusteloos raakte en op de grond viel. De verdachte werd vervolgd wegens het overtreden van het vechtverbod zoals opgenomen in de APV Goes.
Rechtsvraag
De vraag die in deze zaak moest worden beantwoord, is of er ruimte is voor de gemeentelijke wetgever om het ‘vechten’ strafbaar te stellen. Uit artikel 121 van de Gemeentewet volgt namelijk dat een gemeentelijke verordening niet in strijd mag zijn met hogere regelgeving. In het Wetboek van Strafrecht (= een hogere regeling) zijn ook bepalingen opgenomen die het vechten strafbaar stellen.
Juridisch kader
- Artikel 2:1, eerste lid, van de APV Goes 2018: Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- Artikel 121 van de Gemeentewet: Een gemeentelijke verordening mag niet in strijd zijn met een hogere regelgeving. Een hogere regeling mag worden aangevuld wanneer daar een ander motief aan ten grondslag ligt dan het aan de hogere regeling ten grondslag liggende motief.
Uitspraak Gerechtshof
Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vechten in de openbare ruimte, wat in strijd is met artikel 2:1, eerste lid, van de APV Goes. Het hof stelde vast dat:
- Het geweld door de verdachte (kopstoot en rechterhoek) wettig en overtuigend bewezen is.
- Het vechtverbod in de APV is bedoeld om lichtere vormen van geweldpleging tegen te gaan, met het oog op het beschermen van de openbare orde. Dit motief verschilt van de artikelen 300 t/m 306 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), die gericht zijn op de bescherming van lichamelijke integriteit.
- Zelfde motief, geen duplicatie van gedragingen:
- Artikel 141 Sr strekt, net als artikel 2:1 van de APV, tot bescherming van de openbare orde. Het motief van beide bepalingen is dus hetzelfde.
- Artikel 141 Sr stelt alleen gedragingen strafbaar die in vereniging met anderen worden gepleegd.
- Het vechtverbod in artikel 2:1 van de APV richt zich specifiek situaties die de rust en veiligheid in de openbare ruimte verstoren en niet is vereist dat het feit in vereniging wordt gepleegd.
- Hierdoor vullen beide bepalingen elkaar aan (gedragingen worden niet gedupliceerd.)
- De APV-bepaling is daarom niet in strijd met de bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht. Het vechtverbod uit de APV van de gemeente Goes is dus een toelaatbare aanvulling op bestaande strafrechtelijke bepalingen.
Daarnaast overwoog het hof dat de redelijke termijn voor berechting in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep was overschreden. Hoewel deze overschrijding werd geconstateerd, verbond het hof hier verder geen consequenties aan.
Opgelegde sanctie
De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €150,00, subsidiair drie dagen hechtenis. Het hof hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld.
Belang voor de praktijk
Hiermee bevestigt het hof de ruimte voor gemeenten om aanvullende verordeningen te maken die zien op de bescherming van de openbare orde en veiligheid. Uit dit arrest blijkt dat gedragingen, die strafbaar zijn gesteld in hogere regelgeving, niet in een APV mogen worden gedupliceerd, tenzij dit met een ander motief gebeurd.