Grens aan lichte bevelsbevoegdheid bij sluiting van pand

Op 24 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) een uitspraak gedaan, waarin zij verduidelijkt dat een sluiting van zes maanden niet past binnen de ‘lichte bevelsbevoegdheid’ van artikel 172 lid 3 Gemeentewet. (ECLI:NL:RVS:2024:2993)

Voorgeschiedenis

De burgemeester van Amsterdam had een bedrijfspand gesloten, nadat er met een automatisch vuurwapen op was geschoten en er een handgranaat was aangetroffen. Aanvankelijk sloot de burgemeester het pand voor onbepaalde tijd, maar na een eerdere uitspraak van de Afdeling (maart 2021) werd dit teruggebracht naar zes maanden.

De lichte bevelsbevoegdheid (art 172 lid 3 Gemeentewet) is bedoeld voor situaties, waarin de burgemeester snel moet kunnen optreden bij een verstoring van de openbare orde. Deze bevoegdheid wordt gekenmerkt door haar ad-hoc karakter: de lichte bevelsbevoegdheid geeft de burgemeester een instrument voor acute, onverwachte ordeverstoringen, waarbij snel en tijdelijk ingrijpen nodig is.
Let op: er mag geen andere wettelijke basis beschikbaar zijn voor het ingrijpen. De burgemeester mag bijvoorbeeld geen kortdurend gebiedsverbod op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet opleggen als de bevoegdheid om een kortdurend gebiedsverbod op te leggen in de APV is opgenomen (in APV vaak aangeduid als verblijfsonzegging of verblijfsverbod).

Oordeel van de Afdeling

De Afdeling overweegt dat aan deze bevoegdheid inherent is dat een bevel van beperkte duur moet zijn. Deze bevoegdheid wordt immers gekenmerkt door haar ad-hoc karakter: het gaat om onverwachte situaties die vaak ook snel weer voorbijgaan. Als na afloop van de termijn nog steeds sprake is van verstoring van de openbare orde, kan de burgemeester het bevel wel verlengen. Dit vereist dan een nieuwe beoordeling en een nieuw besluit. Het bevel mag niet van meet af aan voor langere duur worden gegeven. Een sluiting van zes maanden is volgens de Afdeling daarom geen bevel van beperkte duur.

Dat de burgemeester bij vergelijkbare incidenten ook voor zes maanden sluit, doet daar niet aan af. De grondslag van de sluiting is bepalend voor de mogelijke duur. De burgemeester heeft niet duidelijk gemaakt op welke grondslag de andere panden zijn gesloten. In ieder geval betekent het feit dat bij vergelijkbare incidenten panden op basis van andere bevoegdheden wél voor zes maanden kunnen worden gesloten, (uiteraard) nog niet dat artikel 172 lid 3 Gemeentewet daar ook ruimte voor biedt.

Let op: De Afdeling oordeelt dat ‘de sluiting van zes maanden geen bevel van beperkte duur’ is. Dit betekent dat hoewel de burgemeester de sluitingstermijn in tijd heeft beperkt, een termijn van zes maanden niet past binnen de aard van de lichte bevelsbevoegdheid. De Afdeling zoekt het dus niet in de evenredigheid van de sluitingstermijn, maar in de beperkingen die inherent zijn aan artikel 172 lid 3 Gemeentewet.

Huidige situatie

Deze zaak speelde in 2018, toen burgemeesters bij ernstige geweldsincidenten vooral waren aangewezen op de lichte bevelsbevoegdheid of het noodbevel (artikel 175 Gemeentewet). Per 1 januari 2024 is artikel 174a Gemeentewet uitgebreid met de mogelijkheid om panden te sluiten bij ernstige geweldsincidenten van buitenaf, zoals beschietingen of het plaatsen van explosieven. Deze bepaling biedt nu een expliciete grondslag voor dit soort situaties (klik hier voor ons blog over artikel 174a Gemeentewet).