Geluidsoverlast door tropische vogels: dwangsom heeft verkeerde grondslag

Rechtbank Limburg 19 augustus 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:5548

Op 19 augustus 2024 heeft de Rechtbank Limburg geoordeeld over een zaak met betrekking tot het houden en kweken van 50-60 vogels in een woonwijk. De rechtbank vernietigde de last onder dwangsom, omdat deze was gebaseerd op een verkeerde wettelijke grondslag.

Casus

In deze zaak ging het om een inwoner van Beek die op zijn perceel 50 tot 60 tropische vogels hield en kweekte in speciaal ingerichte volières. Dit leidde tot klachten van de achterburen vanwege ernstige geluidsoverlast. Na een gang naar de voorzieningenrechter [zie uitspraak] legt het college van B&W een tweede last onder dwangsom op wegens overtreding van artikel 4:5c van de APV. Daartegen gaan zowel de houder van de tropische vogels als de achterburen in beroep.

Juridisch kader

– Artikel 4:5c van de APV van de gemeente Beek:
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt

– Een inrichting is volgens artikel 4:1, onder f, van de APV:
Hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

– Artikel 1.1 van de Wet milieubeheer:
Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was
 , ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. [onderstreping door de rechtbank]

Uitspraak rechtbank

Gezien het juridisch kader moest de rechtbank Limburg beoordelen of de activiteiten van de vogelhouder als een inrichting konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten van de vogelhouder het hobbymatige karakter overstijgen en als bedrijfsmatig moeten worden aangemerkt. Hierdoor was er sprake van een inrichting zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. Dat betekent dat artikel 4:5c van de APV niet van toepassing was. Deze bepaling geldt namelijk alleen buiten een inrichting.

Aangezien de last onder dwangsom ten onrechte op artikel 4:5c van de  APV was gebaseerd, verklaarde de rechtbank het beroep van de houder gegrond en vernietigde het besluit van het college.

Beroep van de buren

Ook de buren waren tegen het besluit in beroep gegaan. Dat beroep richtte zich onder meer tegen de weigering van het college om op grond van het bestemmingsplan te handhaven.

De rechtbank oordeelde dat het houden van zoveel vogels niet past binnen de bestemming “Wonen”, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Kern Beek. De rechtbank droeg de gemeente op om opnieuw een besluit te nemen over de handhaving op basis van het bestemmingsplan. Hierbij gaf de rechtbank de suggestie om in samenspraak met de houder en de achterburen een maximaal aantal vogels vast te stellen dat wel binnen de bestemming Wonen past.

Gevolgen van de uitspraak

Deze uitspraak heeft als gevolg dat de gemeente Beek opnieuw moet beslissen over het handhavingstraject, waarbij het bestemmingsplan leidend zal zijn. De last onder dwangsom die was opgelegd op basis van de APV komt te vervallen, evenals de invorderingsbesluiten die daarop volgden (artikel 5:39 Awb).
De houder ontvangt bovendien een proceskostenvergoeding van €4.472,50, inclusief deskundigenkosten. De buren ontvangen een vergoeding van €1.750,-