Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 21 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3416.
Op 21 augustus 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de boetetabel voor vakantieverhuur in de Huisvestingsverordening Amsterdam onverbindend verklaard.
De Afdeling heeft geoordeeld dat deze boetetabel in strijd is met het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4 lid 2 Awb).
Casus
In deze zaak kreeg mevrouw X een bestuurlijke boete van € 11.600,- opgelegd. De boete werd opgelegd nadat een toezichthouder had geconstateerd dat mevrouw X haar woning via Airbnb had verhuurd aan vijf personen, terwijl de vergunning slechts verhuur aan maximaal vier personen toestond.
Let op!
Het college van B&W krijgt in de Huisvestingsverordening geen ruimte om van de boetetabel af te wijken (zie artikel 4.2.1 en bijlage 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam). We spreken in zo’n geval van een ‘bij de wet vastgestelde boete’ of een ‘wettelijk gefixeerde boete’.
Dat betekent dat het college deze boete moet opleggen, tenzij mevrouw X aannemelijk maakt dat de boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is (artikel 5:46 lid 3 Awb).
Nota bene: als de hoogte van de boete niet door de wet is vastgesteld, dan spreken we over een ‘variabele boete’. In dat geval is artikel 5:46 lid 2 Awb van toepassing, waarin het bestuursorgaan wordt verplicht de hoogte van de boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid.
Mevrouw maakte bezwaar, maar kreeg van het college van B&W nul op het rekest. Vervolgens ging zij in beroep bij de rechtbank
Rechtbank
De rechtbank Amsterdam verlaagde de boete naar
€ 8.700,- vanwege de geringe ernst van de overtreding. Daarbij nam de rechtbank ook in overweging dat er geen klachten waren van omwonenden.
Mevrouw X was niet tevreden met dit resultaat en ging in hoger beroep. In hoger beroep betoogde mevrouw X dat de boetetabel uit de Huisvestingsverordening in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
Let op!
De rechtmatigheid van een besluit kan op twee manieren ter discussie worden gesteld:
- door te stellen dat de toepassing van de regels in het concrete geval onredelijk is.
- door aan te voeren dat de regels, waarop het besluit is gebaseerd, zelf in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel.
Mevrouw X koos bij de Afdeling voor de laatste optie.
Oordeel van de Afdeling
De Afdeling oordeelde dat de boetetabel van Amsterdam inderdaad onvoldoende differentieert en daarmee in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het is overigens vaste rechtspraak dat een wettelijk gefixeerd boetestelsel voldoende moet differentiëren (zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2020:2849).
Belangrijke overwegingen van de Afdeling zijn:
- Geen onderscheid tussen bedrijfsmatige en niet-bedrijfsmatige verhuur: De boetetabel houdt geen rekening met de aard van de verhuur, terwijl bedrijfsmatige verhuur vaak een grotere impact heeft op de leefomgeving dan particuliere verhuur.
- Geen differentiatie naar ernst en omvang van overtredingen: Bijvoorbeeld, of er nu sprake is van één persoon te veel of meerdere personen, de boete blijft hetzelfde. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin iemand meer nachten verhuurt dan toegestaan. Ook dan blijft de boete gelijk, ongeacht het aantal nachten waarmee het maximaal toegestane aantal is overschreden.
- Geen onderscheid tussen first offenders en recidivisten: Er wordt in de boetetabel geen onderscheid gemaakt tussen iemand die voor het eerst een overtreding begaat en een recidivist. Recidive is normaal gesproken een reden voor een hogere boete.
Gevolgen van de uitspraak
Aangezien de boetetabel (een verordening) in strijd is met hogere wetgeving (artikel 3:4 lid 2 Awb; het evenredigheidsbeginsel), heeft de Afdeling de boetetabel onverbindend verklaard.
Dat betekent dat de gemeenteraad van Amsterdam een nieuwe boetetabel moet opstellen die recht doet aan het evenredigheidsbeginsel.
Daarnaast heeft de Afdeling de boete voor mevrouw X verlaagd naar € 2.900,-. Dit bedrag is volgens de Afdeling “passend en geboden” (= evenredig).