Twee uitspraken van de Rechtbank Rotterdam (mei 2024: ECLI:NL:RBOBR:2024:2428 en de Rechtbank Oost-Brabant (juni 2024: ECLI:NL:RBROT:2024:4612) geven inzicht in de toepassing van artikel 13b Opiumwet bij lachgas.
Essentie: De burgemeester kan een woning sluiten wanneer er lachgas wordt aangetroffen, maar de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid is niet voldoende. Volgens de onderhavige uitspraken moet de burgemeester aannemelijk maken dat de aangetroffen drugs daadwerkelijk in of vanuit de woning worden verhandeld. En daar gaat het nog wel eens mis!
Handelshoeveelheid
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is van toepassing bij de aanwezigheid van drugs in een pand die bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik.
Voor lachgas geldt volgens de nota van toelichting bij het Besluit tot plaatsing van lachgas op lijst II van de Opiumwet dat bij particulieren het bezit van meer dan 10 ampullen van 8 gram (totaal 80 gram) een sterke aanwijzing is dat het lachgas niet bestemd is voor eigen gebruik (en dus voor de handel is bestemd).
⚠️ De onderhavige uitspraken bevestigen dat er meer nodig is dan de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid.
Rechtbank Oost-Brabant, juni 2024
De voorzieningenrechter schorste een woningsluiting ondanks:
– 38 flessen lachgas (23 en 15 flessen op twee momenten)
– Meerdere gebruikers in de woning
– Diverse overlastmeldingen
De burgemeester had volgens de voorzieningenrechter onvoldoende aangetoond:
– Het exacte gewicht van het aanwezige lachgas
– Concrete aanwijzingen voor handel
De bewoner had bovendien een alternatieve verklaring: hij verzamelde lege flessen voor de ijzerboer.
Waarom was het exacte gewicht zo belangrijk?
De burgemeester stelde dat lachgas niet te wegen was. De voorzieningenrechter verwees echter naar verschillende uitspraken (waaronder die van Rotterdam) waaruit blijkt dat de politie wel degelijk in staat is om het gewicht van lachgas in een fles/cilinder te bepalen.
Zonder vaststelling van het exacte gewicht had de burgemeester volgens de voorzieningenrechter slechts “aanwijzingen voor de aanwezigheid van handelshoeveelheden lachgas”. In combinatie met het ontbreken van duidelijke aanwijzingen voor handel en de alternatieve verklaring van de bewoner, leidde dit tot “ernstige twijfels” over de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten.
De uitspraak
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe: het besluit werd geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist. Daarbij gaf de voorzieningenrechter de burgemeester mee om aan de politie voor te leggen of zij (nog) kan vaststellen hoeveel gram lachgas in de aangetroffen flessen aanwezig was. (ECLI:NL:RBOBR:2024:2428)
Rechtbank Rotterdam, mei 2024
De voorzieningenrechter hield deze woningsluiting in stand. En dat terwijl er slechts één fles lachgas was aangetroffen! De politie had echter een zeer uitgebreid dossier opgebouwd met maar liefst 22 processen-verbaal over een periode van ruim een half jaar (16 juni 2023 tot 31 januari 2024).
Enkele veelzeggende citaten uit de processen-verbaal:
– “Melding dat er meerdere personen de woning ingingen tegen de wil van [verzoeker]. Deze personen zouden mogelijk voor [verzoeker] komen i.v.m. een drugs/geldschuld”
– “Personen zouden het raampje van zijn voordeur hebben kapot gemaakt, omdat zij zijn huissleutel kwijt waren. [verzoeker] geeft zijn huissleutel aan andere personen”
– “Achter de bank lag een andere drugsgebruiker te slapen, zonder dat [verzoeker] dit wist”
– “In de woning vonden de collega’s ook nog één persoon die als vermist stond opgegeven bij een verslavingsinstelling”
Uit de processen-verbaal bleek een duidelijk patroon:
- Regelmatige aanwezigheid van bij de politie bekende drugsgebruikers
- Herhaaldelijke meldingen over overlast in combinatie met drugsgebruik
- De bewoner die zelf aangaf dat er drugs bij zijn woning werden geleverd
- Diverse incidenten zoals vechtpartijen en diefstal
- Een ravage in de woning met gebruikersattributen
De uitspraak
De rechtbank oordeelde dat met dit alles voldoende was aangetoond dat de woning werd gebruikt in het drugscircuit. De sluiting van drie maanden werd dan ook in stand gelaten. (ECLI:NL:RBROT:2024:4612)
Aandachtspunten voor de praktijk
1. Een handelshoeveelheid alleen is niet genoeg
– 38 flessen zonder bewijs van handel: onvoldoende voor sluiting
– 1 fles mét uitgebreide documentatie van handel: voldoende voor sluiting
2. Dossieropbouw is cruciaal
– Processen-verbaal over langere periode (in Rotterdam: 22 pv’s over 7 maanden)
– Concrete incidenten documenteren
– Verklaringen van bewoners vastleggen
3. De hoeveelheid lachgas moet precies worden vastgesteld
– Het exacte gewicht moet worden bepaald
– Dit is technisch mogelijk
– Zonder gewichtsbepaling heeft de burgemeester alleen ‘aanwijzingen’
4. Alternatieve verklaring moet worden weerlegd
– Een plausibele alternatieve verklaring moet door de burgemeester worden ontkracht
– Bij twijfel krijgt de bewoner het voordeel van de twijfel
Conclusie
De enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid lachgas is onvoldoende voor een woningsluiting. De burgemeester moet concrete aanwijzingen voor handel verzamelen én een zorgvuldige belangenafweging maken.